- moyen
- moyen1 [mwaajẽ]〈m.〉1 middel ⇒ manier, procédé2 〈juridisch〉middel ⇒ rechtsgrond3 〈meervoud〉capaciteiten ⇒ gaven, mogelijkheden4 〈meervoud〉(geld)middelen♦voorbeelden:1 se servir des moyens du bord • gebruiken wat voorhanden ismoyens de communication de masse • massacommunicatiemiddelenavec des moyens de fortune • geïmproviseerdemployer les grands moyens • zich van grof, zwaar geschut bedienenmoyen mnémotechnique • geheugensteuntjes'il en avait le moyen • als hij kontrouver moyen de • kans zien ompas moyen! rien à faire! • onmogelijk! niets aan te doen!〈informeel〉 alors, il n'y a plus moyen? • nou, komt er nog wat van?au moyen de • door middel vanil n'y a pas moyen de • onmogelijk om tec'est le meilleur moyen de • dat is de beste manier ompar quel moyen? • hoe?par tous les moyens • uit alle machtpar ses propres moyens • op eigen krachtpar le moyen de • door, via3 perdre ses moyens • de kluts kwijt rakenathlète en pleine possession de ses moyens • atleet in topvorm→ fin————————moyen2 [mwaajẽ],moyenne [mwaajen]〈bijvoeglijk naamwoord〉1 midden- ⇒ middel-2 gemiddeld3 middelmatig♦voorbeelden:1 〈aardrijkskunde〉 moyen parallèle • parallel-, breedtecirkel→ âge, entreprise1. mmiddel2. moyensm pl1) capaciteiten, mogelijkheden2) (geld)middelen3. moyen/-enneadj1) midden-, middel-2) gemiddeld3) middelmatig
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.